Valkuilen bij de laatste btw-aangifte van het jaar

De laatste btw-aangifte van het jaar vraagt altijd wat extra aandacht. Er is een aantal extra attentiepunten en er moet een

aantal extra berekeningen worden gemaakt. Waar moet u bij de laatste btw-aangifte van het jaar in ieder geval aan denken?

Bij de laatste btw-aangifte van het jaar moet worden berekend of de btw die is aangegeven over het afgelopen jaar juist is. Hierbij moet rekening worden gehouden met privegebruik. Het gaat om privegebruik van goederen en diensten door de ondernemer zelf en door zijn personeel, en het gebruik van goederen en diensten voor andere doeleinden dan de bedrijfsdoeleinden. Er kan alleen sprake zijn van privegebruik, als de goederen en diensten door de ondernemer of onderneming zijn aangeschaft.
Een voorbeeld is een auto die op naam van de onderneming is aangeschaft, maar die ook voor priveritjes van de ondernemer of het personeel wordt gebruikt. Hierbij kan door de ondernemer aan het personeel gevraagd worden om een vergoeding over het privegebruik te betalen. Wanneer het privegebruik gratis is, is het gebruik van de auto voor de btw een belaste dienst. Ook wanneer de vergoeding die betaald wordt symbolisch is, geldt dat het gebruik van de auto gratis is. In beide gevallen brengt de ondernemer in eerste instantie alle btw op de autokosten in aftrek.

Toepassing forfait

Voor de berekening van het privegebruik kan een forfait worden toegepast of de wettelijke regels. Bij toepassing van het forfait dient de ondernemer 2,7 procent van de catalogusprijs van de betreffende auto aan btw af te dragen in de btw-aangifte. Wanneer er vier jaar is verstreken na het jaar waarin de ondernemer de auto is gaan gebruiken, dan geldt een forfait van 1,5 procent in plaats van 2,7 procent.

Voorbeeld

Een ondernemer heeft in 2015 een auto gekocht, waarvan in 2016 de catalogusprijs 25.000 euro is. De bijtelling btw bedraagt dan 2,7 procent x 25.000 euro = 675 euro.

Wettelijke regeling

Een ondernemer kan er ook voor kiezen de wettelijke regels toe te passen. Bij deze methode moet de ondernemer een kilometeradministratie bijhouden. De verhouding van de privekilometers en zakelijke kilometers moet worden berekend; vervolgens dient de eerder in aftrek gebrachte btw te worden gecorrigeerd wat betreft het percentage van de privekilometers (vraag 1d bij de btw-aangifte).

Voorbeeld

Een ondernemer verricht enkel btw-belaste prestaties in 2016 en rijdt 10.000 zakelijke kilometers en 10.000 privekilometers, zo blijkt uit de kilometeradministratie. De verhouding-zakelijk/prive is daardoor 50/50. De btw op de onderhoudskosten van de auto en brandstofkosten bedraagt in totaal 4.000 euro. Dit hele bedrag is in aftrek gebracht. Aan het einde van het jaar moet 50 procent van 4.000 euro = 2.000 euro worden aangegeven als privegebruik.

Vergoeding

Wanneer een vergoeding wordt betaald voor het privegebruik van de auto, dan is de ondernemer 21 procent btw verschuldigd uit de vergoeding die in rekening wordt gebracht voor het privegebruik. Deze vergoeding dient een weergave te zijn van de normale waarde van dit privegebruik.

Voorbeeld

Een werknemer gebruikt een auto van de onderneming waarvoor hij werkt. Hij betaalt daarvoor een eigen bijdrage van 100 euro per maand. De ondernemer moet hierover 12,00 euro x 21/121 = 208 euro aan btw afdragen.

Lopende procedures

Op dit moment lopen er voor de Hoge Raad procedures met betrekking tot de btw die verschuldigd is voor het privegebruik van een auto van de zaak. De advocaat-generaal van de Hoge Raad heeft in vier procedures betreffende de btw-heffing bij privegebruik van de auto van de zaak een conclusie genomen.
In deze proefprocedures is de vraag aan de orde of de per 1 juli 2011 ingevoerde nieuwe wetgeving voor de btw-heffing over het privegebruik van de auto wel klopt. Daarbij komt onder andere de vraag aan de orde of deze heffing ook toegepast kan worden op auto’s™s met een operational leasecontract en op auto’s waarvoor door de berijder een eigen bijdrage wordt betaald.
Een ander discussiepunt betreft het in plaats van het forfait mogen gebruiken van een geschat aantal privekilometers en een geschat brandstofverbruik.
De Hoge Raad heeft nog geen arrest gewezen. Zolang dat nog het geval is, adviseren wij (collectief) bezwaar te maken tegen de aangifte waarin de btw voor privegebruik voor de auto is aangegeven.

Overig privegebruik

Ook voor overige privegebruik (zoals gas, water en licht) geldt dat aan het einde van het jaar beoordeeld moet worden in hoeverre dit is gebeurd voor zakelijke prestaties. Wanneer de uitgaven deels prive zijn aangewend, moet bij vakje 1d van de btw-aangifte het deel van de btw dat eerder in aftrek is gebracht maar dat prive is gebruikt worden aangegeven.

Besluit uitsluiting aftrek

Als gedurende het jaar verstrekkingen zijn gedaan aan het personeel en relaties, moet aan het einde van het jaar berekend worden wat de waarde van deze verstrekkingen is. Het gaat hierbij om het verstrekken van geschenken en kerstpakketten, het geven van een cadeautje aan personeel bij een verjaardag en het organiseren van personeelsfeestjes.
Hierbij geldt een drempel van 227 euro per jaar, per persoon. Dit bedrag wordt vastgesteld exclusief de btw.

Voorbeeld

In 2016 heeft onderneming A een personeelsfeest gehouden welke 150 euro per personeelslid kostte. Daarnaast krijgt ieder personeelslid jaarlijks een verjaardagscadeau van 50 euro en een kerstpakket ter waarde van 40 euro. De berekening is dan als volgt:

Personeelsfeest 150 euro
Verjaardagscadeau 50 euro
Kerstpakket 40 euro
Totaal 240 euro

Omdat de waarde van de verstrekkingen 240 euro per persoon is, en daardoor boven de drempel van 227 euro uitkomt, moet de btw die hiermee gemoeid is terugbetaald worden in de laatste aangifte van het boekjaar, door het btw-bedrag aan te geven bij vraag 5b van de btw-aangifte.

Kleineondernemersregeling

Bij de laatste btw-aangifte over 2016 is het raadzaam om te berekenen hoeveel btw er in 2016 in totaal door de ondernemer moet worden afgedragen. Wanneer het totaalbedrag aan af te dragen btw minder is dan 1.883 euro, dan komt de ondernemer mogelijk in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). Deze regeling mag worden toegepast op natuurlijke personen en op samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen.
Wanneer een ondernemer verschillende eenmanszaken heeft, dan dienen deze voor de KOR bij elkaar te worden opgeteld. Als de af te dragen btw minder dan 1.345 euro bedraagt, hoeft er helemaal geen btw te worden afgedragen door de ondernemer. Wanneer de te betalen btw tussen 1.345 euro en 1.883 euro bedraagt, geldt dat een korting op de btw mag worden toegepast.
Toepassing van de KOR gebeurt door bij vraag 5d van de btw-aangifte het bedrag in te vullen waarmee de af te dragen btw op grond van de KOR wordt verminderd.

Herzieningstermijn

Wanneer door de ondernemer in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw is aangeschaft, geldt dat de in aftrek gebrachte btw bij aankoop in de negen opvolgende jaren mogelijk moet worden gecorrigeerd door de herzieningsregeling bij de laatste aangifte van het jaar.
Dit geldt ook wanneer door de ondernemer verbouwingen zijn gedaan waarop de btw in aftrek is gebracht en een investeringsgoed is ontstaan. Er is sprake van een investeringsgoed als het goed dat ontstaat bij de verbouwing op zichzelf beschouwd een zekere duurzaamheid bezit en op het goed wordt afgeschreven.
Wanneer is geinvesteerd in roerende zaken en de btw in aftrek is gebracht, geldt een herzieningstermijn van vier jaar, na afloop van het jaar van ingebruikname. Wanneer binnen de herzieningstermijn de verhouding van het gebruik voor het goed voor btw-belaste prestaties en btw-vrijgestelde prestaties wijzigt ten opzichte van het moment van aanschaf, moet de btw worden herzien. Bij vraag 5b van de aangifte moet de meer of minder te betalen btw worden aangegeven.

Verkoop onroerende zaak met btw

Wanneer een ondernemer een onroerende zaak heeft verkocht en er, samen met de koper, voor heeft gekozen om de koop btw-belast te laten plaatsvinden, dan moet in het jaar van levering en het jaar volgend op het jaar van levering bepaald worden of de koper de onroerende zaak voor 90 procent of meer btw-belaste prestaties gebruikt.
In bepaalde gevallen geldt een percentage van 70 procent in plaats van 90 procent. Wanneer blijkt dat de koper niet meer aan deze voorwaarde voldoet, is er met terugwerkende kracht alsnog sprake van een btw-vrijgestelde levering. Dit kan betekenen dat de koper alsnog de btw moet herzien, door dit aan te geven bij vraag 1a van de aangifte.

Verhuur onroerende zaak

Wanneer een ondernemer een onroerende zaak bezit en er, samen met de huurder van deze onroerende zaak, voor heeft gekozen de verhuur met btw te laten plaatsvinden, dan moet de huurder het pand voor ten minste 90 procent btw-belaste prestaties gebruiken. In bepaalde gevallen is het vereiste percentage overigens 70 procent in plaats van 90 procent.
Wanneer de huurder niet meer aan deze voorwaarde voldoet, mag niet langer btw-belast worden verhuurd. Dit heeft tot gevolg dat btw op kosten die gemaakt worden met betrekking tot het pand niet in aftrek kan worden gebracht. Bovendien moet btw worden terugbetaald wanneer de herzieningstermijn nog loopt, door dit aan te geven bij vraag 1a van de aangifte.
De huurder is verplicht om binnen vier weken na afloop van 2016 aan de verhuurder te melden wanneer hij het pand niet langer voor 90 procent btw-belaste prestaties gebruikt. Om te kunnen beoordelen of herzien moet worden en btw op kosten in aftrek mag worden gebracht, is het verstandig aan het einde van het jaar de huurder schriftelijk te laten verklaren of hij het pand voor ten minste 90 procent btw-belaste prestaties gebruikt.

Loop alles goed na

De laatste btw-aangifte van het jaar vraagt wat meer aandacht dan de eerdere btw-aangiften. Een aantal punten dient te worden gecheckt, zoals de beoordeling van privegebruik en de vraag of de btw moet worden herzien.
Het is van belang alle aspecten goed na te lopen, omdat anders het risico op het doen van een onjuiste btw-aangifte groot is. Een onjuiste btw-aangifte kan tot gevolg hebben dat er boetes en naheffingen door de Belastingdienst aan de ondernemer worden opgelegd.

Auteur: mr. C.W. van Vilsteren

Bron: F&A Actueel 2016