Ritten van en naar woning vriendin ook woon-werkverkeer: geen bijtelling

X beschikte in het jaar 2020 over een auto van zijn werkgever. Uit zijn rittenregistratie bleek dat hij vanaf 3 augustus tot en met 31 december 2020, naast ritten tussen zijn woonadres en zijn arbeidsplaats, ook 19 ritten tussen het woonadres van zijn vriendin en zijn arbeidsplaats had gemaakt. De inspecteur merkte de ritten tussen het woonadres van de vriendin en de arbeidsplaats aan als privéritten, waardoor X de auto voor meer dan 500 km voor privédoeleinden had gebruikt. Er volgde een naheffingsaanslag LB. X ging in beroep en stelde dat het adres van zijn vriendin als zijn verblijfplaats moest worden aangemerkt, zodat ook de autoritten vanaf dat adres naar zijn werk en terug kwalificeerden als woon-werkverkeer. Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag waren het daarmee eens. De term verblijfplaats was niet gedefinieerd in de wet of jurisprudentie. Volgens het Hof moest onder deze term in de context van woon-werkverkeer worden verstaan een plaats die een belastingplichtige ter beschikking stond en waar deze regelmatig verbleef. Of hiervan sprake was, moest worden beoordeeld met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. In een geval als dit, waarin X geregeld naar de woning van zijn partner reisde (19 maal in een periode van 5 maanden), daar overnachtte en diverse weekends doorbracht, stond volgens het Hof die woning X ter beschikking en verbleef hij daar regelmatig. De woning vormde voor X dus een verblijfplaats. Het Hof nam daarbij in aanmerking dat het reispatroon van X in latere jaren was voortgezet. Het Hof verwierp de stelling van de inspecteur dat geen sprake was van woon-werkverkeer voor zover niet was voldaan aan het vereiste dat het heen en terug reizen tussen de woning of verblijfplaats en de arbeidsplaats binnen een tijdsbestek van 24 uur plaatsvond. De inspecteur miskende hiermee dat reizen van de woonplaats naar de arbeidsplaats en van de arbeidsplaats naar de verblijfplaats binnen 24 uur, evenals reizen van de verblijfplaats naar de arbeidsplaats en van de arbeidsplaats naar de woonplaats binnen 24 uur, kwalificeerden als woon-werkverkeer. De naheffingsaanslag LB was ten onrechte opgelegd.

Bron: FUTD