Bijtelling bij tijdelijke onderbreking of einde dienstbetrekking

Als een werknemer na einde dienstbetrekking nog gebruikmaakt van een auto van de zaak, is geen sprake meer van zakelijk gebruik. Dit is ook het geval bij arbeidsongeschiktheid en loopbaanonderbreking. In een handreiking van de Belastingdienst staat wat de gevolgen zijn voor de bijtelling privégebruik auto en hoe de werkgever dit moet verwerken in de aangifte loonheffingen.

De handreiking die is opgesteld door Forum salaris bevat de volgende informatie.

—————————–

In de volgende situaties gebruikt een werknemer tijdelijk of permanent de auto van de zaak niet meer zakelijk:

  • bij einde dienstbetrekking;
  • bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid;
  • bij permanente arbeidsongeschiktheid;
  • bij loopbaanonderbreking.

Heeft de werknemer tijdens tijdelijke arbeidsongeschiktheid en loopbaanonderbreking de auto van de zaak nog ter beschikking, dan blijft de regeling privégebruik auto op basis van bijtellingspercentages (hierna: bijtellingsregeling) van toepassing. Bij einde dienstbetrekking en permanente arbeidsongeschiktheid geldt deze bijtellingsregeling niet meer. Dan moet de werkgever de waarde van het werkelijke privégebruik tot het loon rekenen.

De bijtelling voor de auto van de zaak verwerkt de werkgever in de aangifte loonheffingen als loon in natura.

Einde dienstbetrekking

Als de werkgever na einde dienstbetrekking een auto ter beschikking stelt aan een ex-werknemer is geen sprake meer van zakelijk gebruik. De werknemer gebruikt de auto alleen nog voor privédoeleinden. Daarom is de bijtellingsregeling niet meer van toepassing.

De werkgever waardeert de werkelijk gereden privékilometers op de waarde in het economisch verkeer. Die waarde is het aantal privékilometers vermenigvuldigd met de kilometerprijs en verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer. De uitkomst mag per saldo niet negatief zijn.

De waarde van het privégebruik is loon uit vroegere dienstbetrekking, dus hier moet de groene tabel worden gebruikt.

Tijdelijke arbeidsongeschiktheid

De bijtellingsregeling blijft gelden als een werknemer tijdens tijdelijke arbeidsongeschiktheid de auto van de zaak mag blijven gebruiken. De verwachting is namelijk dat de werknemer in de toekomst weer zakelijk gaat rijden met de auto. De bijtellingsregeling is van toepassing als de auto naast zakelijk gebruik ook voor privédoeleinden ter beschikking staat.

Dit geldt ook als de werknemer door ziekte niet in de auto kan rijden. De auto staat nog steeds ter beschikking.

Permanente arbeidsongeschiktheid

De bijtellingsregeling geldt niet meer als een werknemer permanent arbeidsongeschikt is en nog een auto van de zaak ter beschikking heeft. Dit geldt vanaf het moment dat de verwachting is dat de werknemer de auto niet meer voor zakelijke doeleinden gaat gebruiken.

De werkgever waardeert de werkelijk gereden privékilometers op de waarde in het economisch verkeer. Die waarde is het aantal privékilometers vermenigvuldigd met de kilometerprijs en verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer. De uitkomst mag per saldo niet negatief zijn.

De waarde van het privégebruik is loon uit vroegere dienstbetrekking. Ook hier moet de groene tabel worden gebruikt.

Loopbaanonderbreking

Als een werknemer tijdens een loopbaanonderbreking nog een auto van de zaak tot zijn beschikking heeft, blijft de bijtellingsregeling gelden. De regeling blijft van toepassing omdat verwacht wordt dat de auto in de toekomst nog voor zakelijke doeleinden gebruikt zal worden. De bijtellingsregeling geldt als de auto naast zakelijk gebruik ook voor privédoeleinden ter beschikking staat.

Privégebruik auto en weinig of geen loon in geld

Als de werknemer weinig of geen loon in geld ontvangt, moet de werkgever over de bijtelling privégebruik auto toch alle loonheffingen betalen. De werkgever kan ervoor kiezen of hij dit wel of niet verhaalt op de werknemer.

Verhalen op de werknemer
De werkgever mag de loonbelasting/premie volksverzekeringen (LB/PVV) en de in te houden bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) verhalen op de werknemer. Dit geldt niet voor de premies werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zvw.

Als de werknemer nog loon ontvangt, kan de werkgever dit doen via verrekening in het eerstvolgende loontijdvak.

Niet verhalen op de werknemer
Als de werkgever de LB/PVV en bijdrage Zvw niet verhaalt op de werknemer, kunnen zich twee situaties voordoen:

  1. De werkgever verhaalt dit bedrag in een later loontijdvak. Hij geeft de werknemer dan een lening voor dit bedrag tot het moment waarop hij de bedragen alsnog verhaalt. Als sprake is van rentevoordeel bij deze lening, dan is dit loon voor de werknemer. De werkgever kan dit loon ook aanwijzen als eindheffingsloon.
  2. De werkgever verhaalt dit bedrag niet op de werknemer. Het bedrag is nettoloon van uw werknemer. Dit nettoloon moet de werkgever omrekenen naar een brutoloon. Hij kunt dit nettoloon ook aanwijzen als eindheffingsloon.

Excessief privégebruik

Als de werkelijke waarde van het privégebruik duidelijk meer is dan de bijtelling op basis van het algemene bijtellingspercentage, is sprake van excessief privégebruik van de auto. Dit kan voorkomen bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid of loopbaanonderbreking.

De werkgever moet dan uitgaan van de hogere waarde van het privégebruik. Als er een korting op het algemene bijtellingspercentage van toepassing is, dan past de werkgever die korting toe op de grondslag. De uitkomst daarvan trekt hij af van de waarde van het privégebruik. Rekenvoorbeelden staan in paragraaf 21.3.3 Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst.

Bron: Belastingdienst/Forum salaris

Nederlandse steun voor fossiele industrie dit jaar 4,5 miljard

Fossiele industrie De Nederlandse overheid geeft jaarlijks zeker evenveel uit aan steun aan fossiele brandstoffen als aan subsidies voor CO2-besparing. De fossiele subsidie nam de afgelopen jaren toe.

Nederland geeft dit jaar minimaal 4,5 miljard euro aan financiële steun aan de fossiele industrie. Dat schrijft minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat, VVD) maandag in een Kamerbrief.

Daarmee geeft de Nederlandse overheid jaarlijks zeker evenveel uit aan steun aan fossiele brandstoffen als aan subsidies voor CO2-besparing. Uit antwoorden op Kamervragen van GroenLinks en D66 die Wiebes maandag ook verstuurde, blijkt dat de jaarlijkse uitgaven voor klimaatbeleid waarschijnlijk tussen 4 en 5 miljard euro uitkomen. De nationale steun voor de fossiele industrie is met minstens 4,5 miljard euro zeker zo groot.

De Tweede Kamer had al in januari 2018 om de cijfers gevraagd, naar aanleiding van een internationale discussie over fossiele subsidies. Er is al jaren discussie over de mate waarin de Nederlandse staat subsidie verstrekt voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Begin 2018 nam de Tweede Kamer twee moties aan van linkse oppositiepartijen en D66. De partijen vroegen het kabinet om mee te werken aan onderzoek van de G20 naar fossiele subsidies; en om „fiscale prikkels” af te bouwen die de nationale klimaatdoelen tegenwerken.

Het duurde tweeënhalf jaar voor Wiebes het gevraagde overzicht verstrekte. Volgens het ministerie kon Nederland ondanks verzoeken niet meedoen aan het G20-onderzoek, omdat het geen permanent lid is. Het onderzoek is nu volgens dezelfde methodologie uitgevoerd.

Steun nam toe

Veruit het grootste deel van de berekende fossiele steun zijn vrijstellingen van de accijns op kerosine en scheepsbrandstof voor de internationale lucht- en scheepvaart. Daarmee worden die sectoren met respectievelijk 2,5 miljard en 1,5 miljard euro gesteund. Andere sectoren die overheidssteun uit Nederland ontvangen zijn onder meer de glastuinbouw (160 miljoen euro) die een speciaal verlaagd tarief voor energiebelasting betaalt; en de zware industrie (104 miljoen euro) die voor bepaalde processen vrijstellingen van de energiebelasting geniet.

De nationale steun aan fossiele brandstoffen nam de afgelopen jaren toe van 4,1 miljard euro in 2016 tot 4,5 miljard euro nu. Die genoemde bedragen zijn echter niet volledig, volgens het ministerie, omdat bepaalde posten niet te berekenen zijn. Zo genieten zowel elektriciteitscentrales als raffinaderijen vrijstellingen van energiebelasting op fossiele brandstof, maar die vrijstellingen worden niet geregistreerd door de Belastingdienst.

Ook betalen grootverbruikers van elektriciteit en gas, zoals fabrieken, per kilowattuur (kWh) stroom of kubieke meter aardgas veel minder energiebelasting dan kleinverbruikers zoals huishoudens. Volgens het ministerie is echter niet te bepalen met welk tarief er vergeleken zou moeten worden om de fossiele steun aan de grootverbruikers te berekenen.

Kortingen ter discussie

Al jaren uiten economen en milieubeweging kritiek op fiscale steun van overheden aan de fossiele industrie. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) schatte vorig jaar dat de Europese Unie 289 miljard dollar (244 miljard euro) aan subsidies op fossiele brandstoffen verstrekt. Het gebrek aan „efficiënte beprijzing” voor kolen, olie en aardgas leidt volgens het IMF tot extra CO2-uitstoot en luchtvervuiling.

Europese wetgeving biedt veel ruimte om fossiele bedrijven te steunen via belastingkortingen. Die kortingen staan echter ter discussie vanwege de aangescherpte Europese klimaatdoelen. Voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen zal woensdag aankondigen dat in 2030 de CO2-uitstoot 55 procent lager moet zijn dan in ijkjaar 1990. Onderdeel van de ‘Europese Green Deal’ is hervorming van de energiebelastingen.

Minister Wiebes schreef maandag dat Europese regelingen voor belastingvermindering of -vrijstelling voor fossiele energie „niet passen” in de energietransitie. Daarnaast wordt momenteel de Nederlandse energiebelasting geëvalueerd, volgens Wiebes met het doel het gebruik van fossiele brandstof te verminderen. Hij wil echter wel een „gelijk speelveld” voor de Nederlandse industrie binnen Europa.

Het ministerie kreeg eerder verwijten dat het steun aan de fossiele industrie te beperkt voorstelt. Vorig jaar schreef Wiebes op Kamervragen dat in Nederland „het gebruik van fossiele brandstoffen niet [wordt] gestimuleerd”, en dat Nederland binnen het samenwerkingsverband OESO van rijke landen „een van de koplopers” is in milieubelastingen.

Bron: NRC

Privégebruik auto en coronacrisis: vragen en antwoorden

De Belastingdienst beantwoordt vragen over loonheffingen tijdens de coronacrisis, waaronder over het privégebruik van auto’s. Door de coronacrisis kan er veel veranderd zijn voor de werkgever en de werknemers. Wat betekent dit voor het privégebruik van de auto van de zaak?

Vraag 1. De werkgever heeft een auto ter beschikking gesteld aan een werknemer. Deze auto staat vanwege de coronacrisis lang stil. Dit kan tot technische problemen leiden. Als de werknemer een rit met de auto maakt om dat te voorkomen, geldt dat dan als zakelijk gebruik van de auto?

Ja, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De werkgever geeft opdracht voor deze rit.
  • De werkgever kan aannemelijk maken dat hij hiervoor zakelijke redenen heeft.
  • De werknemer verantwoordt deze rit in de kilometeradministratie.

Vraag 2. Normaal past de werkgever de ‘achter het hek’-regeling toe voor de leaseauto’s die hij ter beschikking stelt aan de werknemers. Maar tijdens de coronacrisis werken de werknemers vooral vanuit huis. Daardoor staan deze auto’s niet meer ‘achter het hek’, maar nemen de werknemers ze mee naar huis. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de fiscale bijtelling?

In de periode dat de medewerkers de leaseauto’s mee naar huis nemen, zijn deze auto’s aan hen ter beschikking gesteld. Je moet dan een bepaald bedrag optellen bij het belastbare loon van uw werknemers voor het privégebruik van de auto’s.

Rijdt een werknemer op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met een ter beschikking gestelde auto, dan hoef je geen bedrag op te tellen bij zijn belastbare loon.

De werknemer kan bewijzen dat hij op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé rijdt met behulp van een sluitende rittenregistratie. Maar dat kan ook op andere manieren.

Als een auto voor een deel van het kalenderjaar ter beschikking staat van een werknemer, moet hij voor dat deel van het kalenderjaar berekenen hoeveel kilometers hij privé mag rijden.

Vraag 3. De werknemers hebben de aan hen ter beschikking gestelde auto’s tijdens de coronacrisis vrijwillig ingeleverd. De auto’s staan in de afgesloten garage van ons bedrijf en de sleutels zijn ingeleverd. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de fiscale bijtelling?

In deze situatie zijn de auto’s niet meer ter beschikking gesteld aan de werknemers. Voor de periode waarin dat het geval is, hoef je in de aangifte loonheffingen dus geen bedrag op te tellen bij het belastbare loon van de werknemers voor het privégebruik van de auto’s.

Let op: dit geldt niet bij een bv en haar directeur-grootaandeelhouder(dga). De dga kan immers gebruik blijven maken van de auto.

Bron: Accountancy vanmorgen

Test met variabele bijtelling privégebruik zakelijke auto gestart

De komende maanden rijdt een klein aantal Nederlanders met een variabele bijtelling om te zien wat de effecten daarvan zijn op het privégebruik van een zakelijke auto. In deze pilot krijgen zulke rijders elke maand een fictieve salarisstrook en een beperkte financiële stimulans om de effecten te meten.

De Vereniging Zakelijke Rijders (VZR) voert samen met Stichting Keurmerk Ritregistratiesystemen een pilot uit om de te meten wat de effecten zijn van een variabele bijtelling. In totaal gaan tot en met december 110 mensen rijden met het idee dat ze worden afgerekend per gereden privékilometer in plaats van dat ze een vast bedrag aan bijtelling betalen. Deze praktijksimulatie is één onderdeel van het project, ook worden er kwalitatieve onderzoeken uitgevoerd, licht een woordvoerster van de VZR toe.

Zakelijke rijders zetten de auto gemiddeld 13.000 kilometer per jaar in voor privédoeleinden. Overheid en belangenverenigingen willen bewuster autogebruik stimuleren voor CO2-besparing. Maar ook secundaire effecten zijn interessant, bijvoorbeeld om te zien wat de effecten zijn op de bereikbaarheid van Nederlanders en wat dit betekent voor de andere verkeersinfrastructuur, zoals treintrajecten en fietspaden.

Lees ook: Voorkom bijtelling bij bestelbus van de zaak: registratie berijder auto fiscaal van belang

Aanvullend kwalitatief onderzoek

Bij het kwalitatieve onderzoek worden mensen die bijvoorbeeld nu geen bijtelling hebben gevraagd naar wat ze verwachten dat de effecten zijn van een variabele bijtelling. Of wat er verandert aan privéritten als ze nu een vast bedrag betalen, maar straks per kilometer betalen. In het huidige systeem wordt dezelfde bijtelling – een percentage van de cataloguswaarde – gerekend, tenzij gebruikers kunnen aantonen dat ze op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé hebben gereden.

Groener en flexibeler rijden

Het idee is om uit te zoeken hoe een variabele bijtelling financieel uitkomt voor bedrijven en de overheid. Om die reden gaven het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat samen met de MobiliteitsAlliantie opdracht voor dit project. Deze alliantie bestaat uit partijen in het OV, wegtransport en fietsersorganisaties, bijvoorbeeld de NS, Arriva, ANWB, BOVAG en de Fietsersbond. Het doel van de groep is om Nederland slimmer, flexibeler, groener en veiliger te vervoeren.

Fictieve salarisstrook

In de pilot krijgen de deelnemers een fictieve salarisstrook met waarin het verschil te zien is. Om ze ook een stimulans te geven, is er ook een financiële bonus. Uit de bevindingen van de praktijksimulatie en het kwalitatieve onderzoek rolt begin volgend jaar een rapport waaruit conclusies kunnen worden getrokken wat een variabele bijtelling betekent voor bijvoorbeeld de schatkist en klimaatbelangen.

Dit project is onderdeel van een groter plan met onderzoek naar variabele kosten en andere manieren om mensen flexibeler te vervoeren, bijvoorbeeld door experimenten met flexibele start- en eindtijden of collectief vervoer naar werkplaatsen.

Bron: CM

Thuiswerk maakt rit naar kantoor niet zakelijk voor BTW

Woon-werkverkeer van werknemers is fiscaal gezien een privéreis. Die kilometers tellen dus mee voor de BTW-correctie voor het privégebruik van de auto van de zaak. Ook als werknemers veel thuiswerken en dus ‘kiezen’ of ze naar kantoor komen, is zo’n rit woon-werkverkeer. Dat verlaagt de BTW-correctie dus niet, aldus het Arnhemse gerechtshof.

Zakelijke ritten of woon-werkverkeer

In deze zaak ging het om een advies- en accountantskantoor dat auto’s van de zaak ter beschikking stelde aan werknemers. De organisatie gebruikte het forfait om BTW af te dragen voor het privégebruik van de auto’s. Maar het kantoor maakte ook bezwaar tegen de hoogte van dat forfait, en vroeg de inspecteur om een BTW-teruggave.
De onderneming voerde daarbij onder meer aan dat de werknemers alle middelen hadden om hun werk ook thuis te doen. Ze hoefden niet naar kantoor te komen, alleen voor vergaderingen. Daarmee was het kantoor in feite maar één van de plekken waar zij konden werken, en hadden zij geen ‘vaste plaats van tewerkstelling’ meer. En dus was er volgens de organisatie ook geen sprake van woon-werkverkeer, maar van zakelijke ritten. Daarom zou de BTW-correctie op privégebruik lager moeten worden.

Karakter van ritten verandert niet, oordeelt hof

De inspecteur zag het anders, en weigerde de BTW-teruggave. En helaas voor werkgevers die nu door de coronacrisis veel meer inzetten op thuiswerken zat ook het gerechtshof op de lijn van de inspecteur. Het hof oordeelde dat de mogelijkheid om thuis te werken het karakter van de ritten tussen huis en kantoor niet wijzigt. Het ‘blijft een privéaangelegenheid van werknemers’ om naar kantoor te rijden, aldus het hof. Al met al kwam de BTW-teruggave er dus niet.

Bron: Rendement Online

Rekenkamer: CO2 besparen door elektrische auto’s te stimuleren erg duur

Het stimuleren van elektrische auto’s met belastingvoordelen is nog steeds meer dan vier keer duurder dan andere middelen om de CO2-uitstoot aan te pakken. Dit stelt de Rekenkamer.

Fiscale voordelen zijn er nu vooral voor zakelijke e-rijders, die flink minder bijtelling betalen dan automobilisten met een auto van de zaak op diesel of benzine. Deze lagere bijtelling moet automobilisten die anders een fossiele auto hadden gekocht overhalen een elektrische te kiezen. E-auto’s zijn duurder dan gewone wagens. Als meer mensen een e-auto kopen, zal de technologie vanzelf goedkoper worden, is daarbij de gedachte. Als straks meer Nederlanders een e-auto kunnen betalen, haalt het kabinet makkelijker zijn klimaatdoelstellingen.

Maar als gekeken wordt naar de kosten van deze stimulans, dan zijn die erg hoog als ze worden afgezet tegen de hoeveelheid bespaarde CO2, stelt de Rekenkamer in een reeks onderzoeken waarvan dinsdag de laatste verscheen. De kosten per ton CO2 die een e-auto bespaart, bedroegen vorig jaar 1.261 tot 1.695 euro. Dat is veel geld, aldus de Rekenkamer, zeker in vergelijking met andere klimaatprojecten, waarvoor de subsidie zelden de 300 euro overstijgt.

Goed nieuws is er ook: de kosten (feitelijk gaat het om gederfde belastinginkomsten) per bespaarde ton CO2 dalen elk jaar flink. In 2018 ‘kostte’ een Tesla Model X de staat nog 3.168 euro per uitgespaarde ton CO2. Toch noemt de Rekenkamer ook de huidige bedragen ‘relatief hoog’.

Staatssecretaris Hans Vijlbrief van Financiën zegt gehoor te hebben gegeven aan eerdere, vergelijkbare aanbevelingen van de Rekenkamer. Maar, zegt hij in zoveel woorden: de Rekenkamer kijkt terug en wij vooruit. Stimulering van e-auto’s blijft nodig tot 2025 om de klimaatdoelen te halen. Het kabinet wil dat in 2030 geen nieuwe auto’s met een verbrandingsmotor meer worden verkocht, en ook daarom moet de emissieloze technologie worden gestimuleerd.

Bovendien zijn er neveneffecten, zegt hoogleraar autotechnologie Maarten Steinbuch van de TU Eindhoven. Dankzij de stimulering van de e-auto loopt Nederland voorop met laadinfrastructuur en technologieën voor slim laden. ‘Feitelijk zetten wij hiervoor de wereldstandaard.’ In de sector werken vierduizend mensen, die ook allemaal belasting betalen, wil hij maar zeggen.

Daarnaast, benadrukt Steinbuch, betalen elektrische rijders ook accijns, net als hun benzine- en dieselcollega’s. ‘Ongeveer de helft van de energierekening is belasting, dus procentueel wordt er net zo veel belasting betaald over elke getankte kilowattuur.’

Dat dit in de praktijk leidt tot minder inkomsten voor de staatskas, komt volgens Steinbuch doordat elektrische auto’s veel efficiënter met energie omgaan. ‘Maar dat kun je de eigenaar niet aanrekenen. Vergelijk het met een benzineauto die 1 op 60 loopt. Die eigenaar zal ook minder accijns betalen.’

Steinbuch noemt het goed dat de Rekenkamer ook heeft gekeken naar de zogenaamde ‘counterfactuals’: welke auto zou een e-rijder hebben gekocht als hij geen dure Tesla of elektrische Jaguar had aangeschaft? Dat is zelden een auto van dezelfde prijsklasse, blijkt: zonder ‘subsidie’ had dezelfde ondernemer een auto gekocht die ongeveer 30 procent goedkoper zou zijn geweest. Dat betekent dat in dat geval de overheid minder belasting had geïnd in de vorm van bpm en btw, dan waar nu vaak vanuit werd gegaan.

Omdat fiscale voordelen voor de elektrische auto nu leiden tot ‘erosie van belastingopbrengsten’, adviseert de Rekenkamer nog eens goed te kijken of de huidige maatregelen voortgezet moeten worden. Betalen naar gebruik (‘rekeningrijden’) is volgens het onderzoek een belangrijke aanzet om het lek te dichten.

Bron: Volkskrant

Foute RDW-informatie voorkomt navordering bijtelling bestelauto niet

Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de bijtelling privégebruik auto terecht is nagevorderd. X moet beseft hebben dat de RDW-registratie van de CO₂-uitstoot van de bestelauto evident onjuist was.

Ondernemer, X, rijdt per jaar meer dan 500 kilometer privé met een auto van de zaak. Het betreft een Volkswagen Transporter bestel D die op diesel rijdt. In zijn aangiften IB/PVV neemt X geen bijtelling voor privégebruik op omdat de auto volgens de RDW in de categorie “nulemissie” valt. De RDW vermeldde om ict-technische redenen vóór medio 2017 ook een emissie van “0 g/km” met betrekking tot voertuigen waarvan de emissie onbekend was. Na medio 2017 is deze vermelding door de RDW gewijzigd in “niet geregistreerd”. Bij X wordt een boekenonderzoek uitgevoerd naar de aanvaardbaarheid van het achterwege blijven van een bijtelling voor privégebruik auto. Naar aanleiding daarvan worden de in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 en 2013 en een gecorrigeerde aanslag IB/PVV 2014 opgelegd.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kwam pas uit het boekenonderzoek naar voren dat de auto beschikte over een dieselmotor. Het is dan dus geen nulemissie auto en evenmin is er sprake van een CO₂-uitstoot van ten hoogste 50 gram per kilometer. Dit vormt een nieuw feit op grond waarvan de inspecteur tot navordering kon overgaan. Het hof verwerpt het beroep van X op het vertrouwensbeginsel. X moet beseft hebben dat de RDW-registratie van de CO₂-uitstoot evident onjuist was. Het hoger beroep van X is ongegrond.

Bron: Taxlive

Voorkom bijtelling bij bestelbus van de zaak: registratie berijder auto fiscaal van belang

Fiscaal is en blijf de bestelauto van de zaak een aandachtspunt. Wanneer binnen uw onderneming werknemers gebruikmaken van dergelijke vervoermiddelen zult u moeten stilstaan bij een mogelijk bijtelling voor het privégebruik hiervan. Er zijn gelukkig tal van manieren om een dergelijke bijtelling te voorkomen. Maar om te beginnen aandacht voor een recente uitspraak waaruit blijkt dat het van belang is goed te registreren welke werknemer gebruikmaakt van welke bestelauto van de zaak.

Indien uw werknemers hun bestelauto mee naar huis nemen, dan is de kans groot dat deze auto ook privé wordt gebruikt. Een bijtelling hiervoor ligt dan in het verschiet. Zonder bijtelling en zonder registratie van welke bedrijfsauto met welke werknemer meegaat komt de fiscale schade voor uw rekening. Dit blijkt uit een recente rechtszaak voor Rechtbank Den Haag. In deze zaak gaat het om een aannemingsbedrijf dat is gespecialiseerd in het aanleggen van kabel- en leidingsystemen. De werknemers van dit bedrijf gebruiken hiervoor bestelauto’s die op naam van de onderneming staan.

Parkeerbonnen

Aan het eind van de werkdag worden deze bestelauto’s mee naar huis genomen door de werknemers. Tijdens een boekenonderzoek komt dan ook de vraag aan de orde of hiervoor geen bijtelling in aanmerking moet worden genomen. Worden deze voertuigen ’s avonds en in het weekend niet voor privéritten gebruikt? De fiscus heeft een vermoeden van wel. In de administratie zijn namelijk parkeerbonnen op kenteken van de auto’s aangetroffen op locaties en tijdstippen die niet aansluiten bij de werkzaamheden van de onderneming. Met andere woorden, er is een concreet vermoeden dat er ook privé met de bestelauto’s is gereden.

Niet ongeschikt

Het is aan de onderneming dan wel de berijders om aan te tonen dat dit niet het geval is. Dit zou kunnen met een sluitende kilometeradministratie. Deze is echter nooit bijgehouden. De administratie die de eigenaar van de onderneming voor deze rechtszaak in elkaar heeft gezet (geflanst) is onvoldoende. Er is ook geen schriftelijk verbod op privégebruik afgesproken tussen de werkgever en de werknemers. Laat staan dat dit is gecontroleerd. Als laatste verdedigingslinie stelt de onderneming dat de bestelauto’s ongeschikt zijn voor het vervoer van personen. De grondwerkzaamheden die door het bedrijf worden uitgeoefende zorgen voor vieze auto’s. Dit standpunt wordt echter onvoldoende onderbouwd (met bijvoorbeeld foto’s van het interieur van de auto’s).

Correcties

De rechtbank stelt daarom de fiscus in het gelijk. Voor de bestelauto’s is ten onrechte geen bijtelling in aanmerking genomen. Ook moet er een btw-correctie voor het privégebruik plaatsvinden. Deze correcties worden beiden opgelegd aan de werkgever. De reden hiervoor is dat er niet geregistreerd is welke werknemer welke bestelauto mee naar huis neemt. Hierdoor kan de naheffing niet per werknemer worden gespecificeerd en komt deze voor rekening van de werkgever. Dit betekent concreet dat over de niet in aanmerking genomen bijtellingen door de onderneming loonbelasting dient te worden afgedragen tegen het gebruteerde tabeltarief. Dit betekent een heffing tussen 57,8 procent en 107,2 procent!

Verhaalbare naheffingsaanslagen

Het verhalen van deze naheffingen op de werknemers is niet mogelijk omdat er geen speciale verhaalbare naheffingsaanslagen zijn opgelegd. Dergelijke aanslagen legt de fiscus alleen (op verzoek) op wanneer het aan de werknemer te wijten is dat er geen bijtelling is verwerkt. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat hij zijn kilometeradministratie niet zoals afgesproken heeft bijgehouden. Zonder een verhaalbare naheffingsaanslag is het arbeidsrechtelijk erg lastig om de nageheven belasting te verhalen op uw werknemer. Hierbij is ook een registratie van welke auto’s door welke werknemers worden gebruikt dus essentieel. Leg dit vast in uw administratie zodat u niet geconfronteerd wordt met gebruteerde naheffingsaanslagen.

Bijtelling beter voorkomen

Deze uitspraak maakt duidelijk wat het belang is van een goede registratie van het gebruik van de bestelauto’s. Voordat wordt geconcludeerd tot een correctie voor een bijtelling privégebruik auto van de zaak zijn er natuurlijk ook andere maatregelen die u kunt nemen om dit te voorkomen. Allereerst kan uw werknemer middels een sluitende kilometeradministratie aantonen dat hij de bestelauto voor minder dan 500 kilometer per jaar privé heeft gebruikt. Ook een zogenaamde ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ kan uitkomst bieden. Deze is praktisch alleen toepasbaar wanneer de bestelauto geheel niet privé wordt gebruikt. Verder kunt u als werkgever een verbod instellen op het privégebruik van de bestelauto. En ten slotte zijn sommige bestelauto’s dermate vies of bijzonder ingericht dat zij ongeschikt zijn voor het vervoer van personen. Dat gegeven zorgt er ook voor dat een bijtelling achterwege kan blijven.

Vereenvoudigde rittenadministratie

Hoe voorkomt u succesvol dat u en uw werknemers een bijtelling voor de bestelauto van de zaak krijgt? Allereerst de sluitende kilometeradministratie. Dit bewijsmiddel is in de praktijk niet erg populair vanwege de administratieve last die dit meebrengt voor de berijder. De berijder moet van iedere rit in detail te noteren wat het begin- en eindadres was, de afstand en soms zelfs de genomen route. Ondanks dat vaak met goede moed wordt begonnen aan een dergelijke administratie blijkt dit in de praktijk lastig vol te houden. Als de werknemer door de aard van de werkzaamheden (vaak) veel ritten op een dag heeft met de bestelauto van de zaak, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote (administratieve en financiële) last zijn voor de werkgever en de werknemer. In dit geval mag de werknemer wel om praktische redenen het bewijs voor het aantal gereden privékilometers leveren met een combinatie van:

  • Een vereenvoudigde rittenregistratie;
  • De zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever.

Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de werkgever schriftelijk met de werknemer heeft afgesproken dat:

  • De werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt;
  • Privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan;
  • De werkgever de zakelijke adressen in zijn administratie heeft.

Verklaring

Indien uw werknemer privé geen gebruik (mag) maken van de bestelauto van de zaak is het praktischer om te werken met de zogenaamde Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto. Op voorwaarde dat privé niet met de bestelauto wordt gereden is dit voldoende om een bijtelling achterwege te laten. Maar bedenk wel dat wanneer de fiscus kan aantonen dat de bestelauto op enig moment wel privé is gebruikt (bijvoorbeeld wordt geflitst tijdens kerst of gefotografeerd bij een pretpark) het aan uw werknemer is om met een kilometeradministratie aan te tonen dat dit privégebruik de magische grens van 500 kilometer niet overschrijdt.

Verbieden

Daarmee bent u dan weer terug bij af. Veel ondernemingen maken dan ook liever gebruik van een schriftelijk verbod op privégebruik van de bestelauto van de zaak. Dit kan effectief zijn, maar dan moet dit verbod wel op een correcte manier worden geïmplementeerd. Hoe pakt u dit aan? U moet als werkgever duidelijke afspraken maken met uw werknemer over dit verbod en de nakoming hiervan goed controleren. Uiteraard moeten de werknemers de bestelauto´s ook daadwerkelijk niet privé gebruiken. Door het instellen van een verbod waarop een sanctie staat en welke bovendien goed wordt gecontroleerd wordt het voor uw werknemer onmogelijk om de auto privé te gebruiken. Om dit te waarborgen moet de werkgever aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • U legt uw verbod vast in een schriftelijke afspraak en bewaart deze bij uw loonadministratie;
  • U ziet toe op de naleving van uw verbod; Bij controle door de Belastingdienst moet u uw toezicht aannemelijk kunnen maken. Daarom moet u uw waarnemingen vastleggen en bewaren bij uw loonadministratie. U kunt toezicht op de naleving van het verbod houden door bijvoorbeeld:
    • De kilometerstanden te vergelijken met de meldingen van het aantal gereden kilometers die u met de leasemaatschappij(en) bent overeengekomen;
    • De kilometerstanden te vergelijken met de hoeveelheid gebruikte brandstof;
    • Gegevens te controleren over verkeersboetes, schademeldingen of tanken buiten werktijd.

Bij overtreding van het verbod legt u een sanctie op, bijvoorbeeld:

  • Een geldboete die in verhouding is met de loonheffingen over het privégebruik;
  • Verhaal op uw werknemer van de nageheven loonheffingen;
  • Ontslag (bijvoorbeeld bij herhaaldelijke problemen).

Voorbeeldafspraak

De Belastingdienst heeft in overleg met VNO-NCW en EVO een voorbeeldafspraak gemaakt voor het verbod op privégebruik. Wanneer u deze voorbeeldafspraak gebruikt dan bent u er zeker van dat deze aan alle fiscale vereisten voldoet. U kunt er ook voor kiezen een eigen specifieke afspraak tussen u en uw werknemers vast te leggen. Houdt er dan wel rekening mee dat het raadzaam is deze specifieke afspraak voor te leggen aan de fiscus. Die beoordeelt dan of uw afspraak voldoet aan alle fiscale vereisten.

Geschiktheid

Ten slotte is het mogelijk dat de binnen uw onderneming gebruikte bestelauto’s uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor het vervoer van goederen. Hun ongeschiktheid voor het vervoer van personen zorgt ervoor dat een bijtelling niet op zijn plaats is. Wanneer is hiervan nu sprake? Denk hierbij aan een bestelauto zonder passagiersstoel of die enorm vies is waardoor het niet mogelijk is om ook privé hiervan gebruik te maken. Voorheen was de fiscus van mening dat de aanwezigheid van een passagiersstoel voldoende was om een bijtelling toe te kunnen passen. De laatste jaren is zij echter in diverse rechtszaken hierbij in het ongelijk gesteld. De aard van de werkzaamheden, er moeten bijvoorbeeld twee personen meerijden voor het lossen en laden van goederen, kan de aanwezigheid van een passagiersstoel noodzakelijk maken. Daarmee is de bestelauto niet direct geschikt voor personenvervoer.

De beoordeling wordt vaak opgeknipt in een kwalificatie voor de laadruimte en voor de bestuurderscabine. Wat betreft de laadruimte is het duidelijk dat wanneer deze voorzien is van vaste stellingen, rekken, bakken en dergelijke deze uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen, materialen en gereedschappen. De bestuurderscabine van een bestelauto wordt vervolgens afzonderlijk beoordeeld. Het voornaamste argument om een bijtelling hiervoor achterwege te laten is de mate van vervuiling van de bestuurderscabine. Bij bouwvakkers, monteurs en dergelijke werknemers kan het aantonen hiervan haalbaar zijn. Dit is mogelijk door foto’s van de bestuurderscabine te maken op verschillende momenten. Het is wel zaak dit goed te onderbouwen. Ook is het mogelijk aan te tonen dat de bestuurderscabine wordt gebruikt voor het vervoer van goederen of hieraan dienstbaar is. Ten slotte kan ook de omvang en verschijningsvorm van de auto voldoende zijn om deze ongeschikt te maken voor het vervoer van personen. Denk hierbij aan een zeer lange bestelauto die niet op een normale parkeerplaats past.

NB Wilt u zeker weten dat de binnen uw onderneming gebruikte bestelauto naar aard en inrichting ongeschikt is voor privégebruik en dat hiervoor als gevolg hiervan geen bijtelling in aanmerking hoeft te worden genomen? Stem dit dan vooraf af met de fiscus. De uitspraken hierover zijn zo feitelijk van aard dat hier moeilijk zekerheid voor een specifieke situatie aan kunnen worden ontleend.
Bron: CM

Rekenkamer: bijtelling auto moet minstens 30% zijn

De Algemene Rekenkamer heeft de afgelopen tijd onderzoek gedaan naar de autobelastingen. De Rekenkamer trekt hier onder andere de conclusie uit dat de 22% bijtelling voor de auto van de zaak veel te laag is. Het percentage moet minstens 30% worden.

Bijtelling is veel te laag

Uit het onderzoek van de Kamer komt naar voren dat de tot nu toe gehanteerde bijtelling ook veel te laag is. Uit een rapport van de OESO bleek in 2014 al  dat rijders met een auto van de zaak maar 70% van het privévoordeel echt betalen door de bijtelling. Het toen geldende percentage van 25 had toen dus al meer dan 31% moeten zijn. Dit zou voor nu betekenen dat het percentage van 22 boven de 30% uitkomt.

Aanpassing van percentage nodig of niet

Omdat de onderbouwing van het percentage niet te vinden is, heeft de Rekenkamer de staatssecretaris geadviseerd om met een goede onderbouwing van de 22%-bijtelling te komen. Aan de hand hiervan kan het kabinet dan beter beoordelen of het percentage aangepast moet worden of niet.

Bron: Rendement Online

Autobrief III komt niet meer

Er komt in deze kabinetsperiode geen Autobrief III meer, zo blijkt uit de nota die staatssecretaris Snel van Financiën verstuurde naar aanleiding van het verslag inzake de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord. Experts zoals Heleen Elbert gaven eerder al aan dat zij deze brief niet meer verwachtten.

In het Klimaatakkoord is een stimuleringspakket voor nulemissie-auto’s (EV) afgesproken, waarmee het stimuleringsbeleid uit Autobrief II in stapsgewijze aanpassingen wordt verlengd tot en met 2025. Het pakket aan stimuleringsmaatregelen is erop gericht om de fossiele rijder te verleiden over te stappen van een fossiele brandstofauto naar een elektrische, emissieloze auto. Het

kabinet stelt daarom in onderhavig wetsvoorstel diverse kortingen en vrijstellingen in de belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (bpm), bijtelling en motorrijtuigenbelasting (mrb) voor nulemissie-auto’s voor. Voor personenauto’s staat hier met een beperkte verhoging van de dieselaccijns (tweemaal 1 cent in respectievelijk 2021 en 2023) een bescheiden lastenverhoging voor de fossiele rijder van een personenauto tegenover.

Waarom geen autobrief?

In het Klimaatakkoord is aangegeven dat de overheid de fiscale maatregelen uitwerkt en verankert in  Autobrief III. Nu blijkt dat het kabinet toch liever de fiscale maatregelen uit het Klimaatakkoord, met inbegrip van de maatregelen op het gebied van de mobiliteit, in een wetsvoorstel wil opnemen. Er komt om die reden geen wetsvoorstel met de titel Autobrief III.

Het kabinet heeft er voor gekozen het gehele fiscale pakket uit het Klimaatakkoord wettelijk te verankeren. Dit wetsvoorstel bevat het vastleggen van en het doorzetten en stapsgewijs afbouwen van de stimulering via de bijtelling, de bpm en de mrb en legt het dekkingspakket vast. Met het wettelijk verankeren van het Klimaatakkoord liggen de hoofdlijnen van de vormgeving van de autobelastingen voor de periode tot en met 2025 vast. Voor waterstofauto’s is de korting op de bijtelling niet gemaximeerd. In het Klimaatakkoord is afgesproken om deze uitzondering uit te breiden tot zonnecelauto’s. Het kabinet zal met Prinsjesdag 2020 met een voorstel komen om deze uitzondering met ingang van 1 januari 2021 te realiseren.

Bron: SalarisNet