Geen afschaffing fiscale bijtelling bestelauto’s – donderdag 26 april 2007

De fiscale bijtelling voor bestelauto’s wordt niet afgeschaft, ondanks een motie van de Tweede Kamer waarin de regering wordt opgeroepen

om met voorstellen hiervoor te komen.

Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft dit laten weten aan de Tweede Kamer. Hij volgt hierin oud-minster Zalm die de Kamer al eerder liet weten dat er belangrijke bezwaren kleven aan het voorstel. VVD’er Aptroot en andere kamerleden wilden met de motie vooral de administratieve lasten voor het bedrijfsleven verminderen. De Jager vindt dit ook belangrijk, maar vindt uitvoering van de motie ongewenst. Volgens hem hoeft de regeling voor privégebruik van bestelauto’s niet te leiden tot grote administratieve lasten. Het bijhouden van een rittenregistratie is in veel gevallen niet nodig, en als dit wel gebeurt, is dat meestal door de werknemers.

Grote bezwaren
De staatssecretaris noemt een aantal grote bezwaren die aan de motie kleven:

Wanneer privégebruik niet belast wordt, zal dit gebruik toenemen, wat negatieve gevolgen heeft voor de drukte op de weg en voor het milieu.
Een gunstigere behandeling van bestelauto’s leidt tot een niet te rechtvaardigen ongelijke behandeling tussen bestelauto’s en personenauto’s.
Naast de traditionele bestelbus met slechts één of twee zitplaatsen en een grote gesloten laadruimte, zijn er allerlei bestelauto’s die zeer goed geschikt zijn voor privégebruik. Uitvoering van de motie zal op de laatste categorie een grote aanzuigende werking hebben, omdat bijvoorbeeld ook bepaalde pick-ups en SUV’s en veel busjes met een dubbele cabine fiscaal als bestelauto’s gezien kunnen worden. Het valt niet te rechtvaardigen dat het privégebruik van deze auto’s niet wordt belast, aldus De Jager. Hij schat het budgettaire risico hiervan op 150 tot 200 miljoen euro per jaar, plus nog eens 125 miljoen euro per jaar aan wegvallende BPM.
De motie verzoekt om maatregelen die grootschalig misbruik tegengaan. Als hiermee bedoeld wordt dat mensen die voor hun werk geen bestelauto nodig hebben maar die als gevolg van het door de motie geïntroduceerde gunstige regime toch in een bestelauto gaan rijden, ontstaat een tamelijk arbitrair criterium. De Belastingdienst moet dan toetsen of het gebruik van een bestelauto zakelijk gezien nodig is.
Meer werknemers zullen kiezen voor een bestelauto als auto van de zaak. Voor de ondernemer die de bestelauto ter beschikking stelt, geldt een vrijstelling van BPM, maar voor privégebruik van de bestelauto wordt nu via de autokostenfictie in de loonbelasting en in de omzetbelasting indirect toch rekening gehouden met de BPM. Door uitvoering van de motie zou zelfs deze indirecte BPM-druk op particulier gebruik worden weggenomen. Werknemers (particulieren) kunnen daardoor weer volledig BPM-vrij in een bestelauto rijden en worden daarvoor zelfs beloond met het achterwege laten van de gehele bijtelling. Hiermee kan de BPM-vrijstelling voor ondernemers ter discussie komen te staan.

Bron: Ministerie van Financiën