Achteraf gemaakte km-berekening onvoldoende bewijs – woensdag 14 januari 2009

Autorijschoolhouder die geen rittenregistratie heeft bijgehouden wilde met een achteraf gemaakte km-berekening aantonen dat een lesauto minder 500 privé-km heeft gereden.

Casus
Een man heeft een autorijschool. Tot het ondernemingsvermogen behoren meerdere personenauto’s, waaronder een Volvo V90 en een Volvo S40. Voor de Volvo V90 is in de aangifte 2002 een bijtelling ter zake van het privé-gebruik van de auto toegepast, voor de Volvo S40 niet.

De man houdt geen rittenregistratie bij en ook geen begin- en eindstand van de kilometerstand per les. Naar aanleiding van de resultaten van een boekenonderzoek is de inspecteur afgeweken van de ingediende aangifte en heeft hij een correctie aangebracht voor privé-gebruik van de Volvo S40. Het bedrag van de correctie heeft de inspecteur na door de man ingediend bezwaar verminderd.

Het door de man ingesteld beroep tegen de (verminderde) correctie is door de rechtbank ongegrond verklaard. De man is vervolgens in hoger beroep gegaan.

Geschil
Het gaat in deze zaak om de vraag of de inspecteur terecht een correctie voor het privé-gebruik van de Volvo S40 heeft toegepast. Voor het antwoord op die vraag is beslissend of de auto op jaarbasis al dan niet voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-gebruik is aangewend; zo ja, dan is ten onrechte een correctie toegepast, zo neen, dan is de aanslag juist vastgesteld.
De man vindt dat voldoende duidelijk is dat de auto in 2002 voor niet meer dan 500 kilometer privé is gebruikt. Dit leidt hij af uit de volgende – vaststaande – gegevens: het aantal lesuren in 2002 (1401,5) en het aantal in de periode 6 maart 2002 tot en met 21 februari 2003 gereden kilometers (50.336).Voorts doet hij een beroep op het in de branche gehanteerde gemiddelde van 40 kilometer per les en op de gegevens van de Bovag waaruit een gemiddelde van 31 tot 33 kilometer per les blijkt. Ook stelt hij dat hij klanten heeft die buiten de stad wonen, waardoor hij extra kilometers rijdt.

De inspecteur is van mening dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn stelling dat hij met de auto niet meer dan 500 kilometer per jaar privé heeft gereden. Een in de branche gehanteerd gemiddelde is de inspecteur niet bekend. Volgens hem is het gemiddeld aantal kilometers per les geen hard gegeven, omdat dat varieert naar gelang van bijvoorbeeld de aard van de rijlessen. De stelling van de man met betrekking tot de klanten buiten de stad gaat volgens de inspecteur alleen op voor de eerste en laatste rit – enkele reizen – van de dag.

Wettelijk kader
Van belang is artikel 3.20, eerste en derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, tekst 2002 (Wet IB), waarin is bepaald als volgt:
1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, wordt op jaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
3. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt de onttrekking gesteld op nihil.

 Beoordeling
Nu de man geen rittenregistratie heeft bijgehouden, rust op hem de zware last om anderszins te bewijzen dat hij de Volvo S40 voor niet meer dan 500 kilometer per jaar privé heeft gebruikt.
Het Hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat de man, hierin niet is geslaagd. De door hem achteraf opgemaakte berekening is onvoldoende bewijs. Immers, (zoals de inspecteur niet althans onvoldoende weersproken heeft gesteld:) het gemiddeld per rijles gereden aantal kilometers is afhankelijk van tal van omstandigheden, kan aanzienlijk variëren en kan ook lager liggen dan het gemiddelde dat de man aan de hand van de in totaal gereden kilometers en het aantal lesuren heeft berekend.

Het Hof is van mening dat de man ook met de overige door hem verstrekte gegevens, zoals de woonplaats van zijn klanten, onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn stelling omtrent het privé-gebruik van de auto. Deze gegevens kunnen namelijk slechts leiden tot een globale schatting van het aantal gereden kilometers. Daaraan doet niet af dat de berekeningen van de man niet zijn gebaseerd op grove, maar op redelijke schattingen; ook berekeningen op basis van redelijke schattingen zijn in het kader van artikel 3.20 lid 3 Wet IB onvoldoende.

Kortom, de inspecteur heeft terecht de in geschil zijnde correctie toegepast. 

Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Bron: Gerechtshof Amsterdam